Les 5-10-2017
Behandelde stof:
- Vragen en huiswerk les 28-9
- Meervoud
- Hoofdstuk 9: vergrotende trap
- Conversatie
Huiswerk volgende les:
- Stof studeren tot blz. 154
- Oefening 2,3,7 hoofdstuk 9, oefening 4 & 5 optioneel
- Opnieuw voorbereiden lezen tekst les 6 (blz. 91) + thema les 6 (blz. 201/202)
- Vervoegen 28 werkwoorden naar tegenwoordige tijd conform model (indien niet gereed)
- 7 zinnige zinnen met als achtergrond thema familie + “wat heb je gisteren gegeten”. Gebruik voor de 7 zinnige zinnen de vragen voornaamwoorden op blz: 65
Behandelde stof
- Vragen huiswerk:
o Toe hoever gaat het effect van voorzetsels bij zinnen?
 Bij “van” constructie alleen 1e woord ُ ِ wordt ِ ِ
 Combinatie (zelfstandig naamwoord + bijvoegelijk naamwoord), beide worden geraakt  ِ
 Wanneer gebruik gemaakt wordt van (…en..en..en..) of (…of…of…of..) voor zelfstandig naamwoorden (en bijvoeglijknaamwoorden) gecombineerd als 1 onderwerp zijn (of leidend voorwerp), dan geldt de impact van het voorzetsel op alle zelfstandig naamwoorden en bijvoeglijk naamwoorden ( ) ِ
o Verschil tussen لَكِنَّ en وَلَكِن (beide: maar).  zie blz 103/104.
Na لَكِنَّ (أن en haar zusjes) volgt altijd een voornaamwoord of zelfstandig naamwoord (inleiding naamwoordelijk deel van het gezegde: ,dat hij …, omdat dat….., maar de leraar…,)  let op: navragen in volgende les. Verschil nog niet duidelijk.
- Meervoud:
o Complex, er zijn 19 tot 21 modellen. De modellen worden behandeld in hoofdtstuk 1 en 2 van Deel 2.
o Advies: schrijf het meervoud op van alle znw die je nu tegenkomt en probeer zelf patroon te herkennen. Dit maakt toepassing van de modellen eenvoudiger.
o Voorbeeld model (1 vd 21): (+أ....ا) voor meervoud:
 jongen – jongens: ولد  أولاد(+أ....ا),
 pen – pennen: قلم  أقلام (+أ....ا),
 geloof – geloven: دين أديان (+أ....ا),
 stem – stemmen: صوت  أصوات (+أ....ا)
- De vergrotende trap (9.2 blz 154/155):
o De vergrotende trap als vergelijking (groter dan, kleiner dan, sneller dan, zachter dan, etc) maak je door de combinatie van het woord مِنْ…… en een toevoeging aan het bijvoeglijk naamwoord van أ aan het begin + ُ op het einde. Let op: vragen in volgende les: altijd ُ?
o VB 1:
 Dat meisje is klein: تلك البينت صغرة
 Dat meisje is kleinder dan ik: تلك البينت أصغر مني