Tijdens deze les hebben we geen nieuwe theorie behandeld.

We hebben enkele vragen van cursisten behandeld en het huiswerk nagekeken.

Enkele vragen van cursisten:
p. 123 van het boek, stel de zin is: Ik hoorde mijn grote broer. Het bijvoeglijk naamwoord volgt het zelfstandig naamwoord. De laatste letter van het bijvoeglijk naamwoord en van het zelfstandig naamwoord krijgt een qasra. Zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord horen bij elkaar.

Als أَب een fatha krijgt dan komt er een ا bij => أَبَا (zie bijvoorbeeld p. 157, paragraaf 9.5). Dit is de regel van de vijf namen (p. 122, opmerking nummer 6).

Shadda: gebruik je bij twee dezelfde letters: als de eerste letter een skoen heeft en de tweede letter een hulpteken heeft.

Meervoud zaken: p. 78
Meervoud personen, aanwijzende voornaamwoord: p. 80

Kleine alif vind je op p. 39, opmerking 4. De kleine alif wordt alleen geschreven in de Koran of in educatieve boeken. Je gebruikt het voor de uitspraak: lange a-klank.

الحرف = letter. Zie p. 110, oef. 8, nummer 8

Kind tussen de 0-6 jaar: طفل

Huiswerk behandeld:
oef. 7, p. 162
oef. 15, p. 166
oef. 6, p. 146 (9 t/m 16)
oef. 6, p. 162

Huiswerk voor de volgende keer:
Dit is oud huiswerk van twee weken geleden:
oef. 1, p. 160
oef. 4, p. 161
oef. 5, p. 161
oef. 6, p. 162
oef. 1, p. 178 (werkwoord in verleden tijd in tegenwoordige tijd zetten en andersom)
oef. 4, p. 179 (werkwoord in verleden tijd in tegenwoordige tijd zetten en andersom)
oef. 14, p. 166 (werkwoord in verleden tijd in tegenwoordige tijd zetten en andersom)