ForumArabisch.nu | مـعـهــد الـعـربـيـة الآن
Deze ruimte is bedoeld voor vragen en antwoorden over huiswerk en behandelde stof van studenten net zoals docent.
Andere zaken kunt u in het gastenboek schrijven.
Het vorige gastenboek kunt u hier vinden.
10:52
24/12/2016
Huiswerk behandeling
Geen huiswerk behandeling deze week, we hebben ons geconcentreerd op de theorie.
Theorie
Hoofdstuk 9 in geheel nu doorgenomen. Hieronder de belangrijkste opmerkingen uit de 1e drie lessen.
In Arabisch worden woorden zoals bekend rondom een wortel gevormd, met 3 (en soms 4) radicalen. Rondom de radicalen kun je suffix, infix en prefix plaatsen. (hoofdstuk 1)
(suffix) R3 (infix) R2 (infix) R1 (prefix)
Bij werkwoorden zien we zowel in verleden als tegenwoordige tijd dus R3 R2 R1 als model (hoofdstuk 6 en 9). Voor dit moment gaan we bij werkwoorden uit van de basisstam (Stam I) , in deel 2 komen andere stammen aan bod. Er zijn 10 stammen, maar 80% is stam I
Basisstam
bestaat dus uit 3 radicalen. Zoals in hoofdstuk 6 duidelijk is, heeft een werkwoord in de verleden tijd ALTIJD een fatha op R1 en R3. Voor R2 gaat op:
80% van de werkwoorden heeft bij stam I een fatha op R2
12% van de werkwoorden heeft bij stam I een kasra op R2
8% van de werkwoorden heeft bij stam I een damma op R2
De tegenwoordige tijd is deels af te leiden uit de verleden tijd:
Het model voor de tegenwoordige tijd is “R3 R2R1 ya”.
De eerste radicaal krijgt dan een sukun. De derde radicaal krijgt de damma.
Als in de verleden tijd R2 een damma heeft, dan blijft dat damma in de tegenwoordige tijd.
Als in de verleden tijd R2 een kasra heeft, dan wordt dat in de tegenwoordige tijd een fatha
Alleen als in de verleden tijd R2 een fatha heeft, kan in de tegenwoordige tijd een fatha OF een kasra OF en damma komen.
Wat er op R2 komt in de tegenwoordige tijd in dit geval, kan je vinden in het woordenboek. Het woordenboek noemt de verleden tijd en de tegenwoordige tijd van het werkwoord (3e pers. e.v.).
Voorbeelden van werkwoorden in verleden en tegenwoordige tijd:
دَرَسَ
R2 heeft een fatha. In dit geval heb je woordenboek/kennis nodig om te weten wat in de tegenwoordige tijd op R2 komt. In het geval van leren is dat een damma. De tegenwoordige tijd wordt dan:
يَدْرُسُ
رَكِبَ
R2 heeft een kasra. In dit geval weet je dat in de tegenwoordige tijd R2 een fatha krijgt. De tegenwoordige tijd wordt dan:
يَرْكَبُ
Bij de tegenwoordige tijd zijn de volgende bijzonderheden te melden:
1. Als het werkwoord in de voltooide tijd met een و begint dan verdwijnt deze in de tegenwoordige tijd.
وَصَلَ wordt dan يَصِلُ.
2. Werkwoorden die als R1 een hamza hebben, worden in de eerste persoon enkelvoud in de tegenwoordige tijd geschreven met een ‘alif madda’( آ )
3. Werkwoorden die een hamza als R3 hebben, kennen een afwijkende vervoeging, zie hiervoor bladzijde 152 in het boek.
4 س of سوف voor het werkwoord geeft een toekomende tijd aan.
س = Straks ga ik het doen
سوف = Later ga ik dat doen
Het verschil tussen straks en later is een tijdaspect, later kan over een paar dagen zijn, straks is kort volgend op de uitspraak, kan geen dagen later zijn.
5. كانَ gevolgd door de tegenwoordige tijd geeft de voltooide tijd.
كانَ يَسْكُنُ betekent dus hij heeft gewoond / woonde, zelfde dus als de voltooide tijd van wonen, سَكَنَ
Wanneer je de voltooide tijd zelf gebruikt of de combinatie van كانَ met de tegenwoordige tijd komt in deel 2 aan de orde.
6. Voor ontkenning is het van belang dat duidelijk is wat je wil ontkennen:
- ontkenning van de tegenwoordige tijd doe je door لا voor het werkwoord te zetten
- ontkenning van toekomende tijd doe je door سوف لا voor het werkwoord te zetten of alternatief, door لن voor het werkwoord te zetten. In deel 2 zal dit partikel nader worden besproken.
لا يَدْرُسُ = hij leert niet
سوف لا يَدْرُسُ = hij gaat niet leren
Overtreffende en vergrotende trap
Ook bij de overtreffende en vergrotende trap zie je R3 R2 R1 als model.
Voor de vergrotende trap is “R3 R2R1 ‘a” het model.
De eerste radicaal krijgt dan een sukun. De tweede radicaal krijgt een fatha en de derde radicaal krijgt de damma.
Wanneer je voor de vergrotende trap een vergelijking maakt (hij is groter dan haar), dan volgt مِن.
De vergrotende trap is voor mannelijk en vrouwelijk enkelvoud en meervoud hetzelfde.
Indien het woord na مِن begint met ال dan gebruik je مِنَ.
Indien er na het gebruik van مِن sprake is van een suffix voor 1e persoon enkelvoud, dan krijgt de ن de shadda (verdubbelingsteken). Dit is bedoeld voor een korte uitspraak, in dit geval dus مِنّي (fonetisch : min-nie en niet minie).
Bij de vergrotende trap zijn de volgende bijzonderheden te melden:
1. Indien R2 en R3 gelijk zijn, dan is model voor de vergrotende trap afwijkend (zie boek bladzijde 155).
2. Bij deelwoorden (zowel voltooid als onvoltooide deelwoorden) kan je ook de “R3 R2R1 ‘a” vorm gebruiken.
In het Nederlands is het gebruikelijk om dan gebruik te maken van woordcombinatie met meer en meest.
In Arabisch zien we dit wel als een gebruikelijke trap
عالِم
أَعْلَم مِن
أَعْلَم
Voorbeeld:
Ik ben geleerd
De leraar is meer geleerd dan ik. (geleerder is ongebruikelijk)
Hij is de meest geleerde leraar. (geleerdste is ongebruikelijk)
انا عَالِمٌ
المُعَلِّمُ أَعْلَمُ مِنّي
هُوَ أَعْلَمُ مُعَلِّمٍ
3. Bij woorden met een zwakke radicaal (و , ا , ي ) zie je ook een afwijkende vorm, zie ook boek op bladzijde 155, punt 3). Hieronder paar voorbeelden extra.
Hoog – hoger: أَعلى – عالٍ
Duur – duurder: أَغلى – غالٍ
Ver – verder: أَقصى – قاصٍ
Voor de overtreffende trap is “R3 R2R1 ‘a” eveneens het model.
Ook hier is dit voor mannelijk en vrouwelijk enkelvoud en meervoud hetzelfde.
1. kan gevolgd worden door een onbepaald zelfstandig naamwoord met een dubbele kasra. In dat geval is sprake van een overtreffende trap.
الكَلِمةُ الطَّويلةُ , het lange woord, zou in de overtreffende trap als volgt zijn : أَطوَلُ كَلِمةٍ , het langste woord
2. kan gevolgd worden door een bepaald zelfstandig naamwoord in meervoud, met enkele kasra. In dat geval is sprake van de hoogste waarde in een verzameling:
أَطوَلُ الكَلِماتِ , het langste van alle woorden
3. kan voorafgegaan worden door een bepaald zelfstandig naamwoord, waarbij het overtreffende woord door ال wordt voorafgegaan. Ook dan is sprake van een overtreffende trap of een vaste woord combinatie als b.v. het Midden-Oosten الشَّرْقُ الأَوْسَطُ.
Kleuren, gebreken en blond 😊
Omwille van de deelnemers in de groep heb ik paragraaf 9.4 maar hernoemd.
Voor kleuren en gebreken is “R3 R2R1 ‘a” eveneens het model voor mannelijke vorm, zoals eerder beschreven. De eerste radicaal krijgt dan een sukun. De tweede radicaal krijgt een fatha en de derde radicaal krijgt de damma.
Voor de vrouwelijke vorm is het model dan “‘u R3R2 R1”. Bij de vrouwelijke vorm krijgt de eerste radicaal een fatha, de tweede radicaal een sukun en de derde radicaal wordt gevolgd door een alif en daarna een losstaande hamza met damma. (de hamza staat los omdat hij volgt op een lange klank, zie ook bladzijde 49, punt 2).
Zowel mannelijk als vrouwelijk krijgen GEEN twee hulptekens in het enkelvoud.
De meervoudsvorm gaat via model “R3R2 R1”
De eerste radicaal krijgt dan een damma of een kasra.. De tweede radicaal krijgt een sukun.
Huiswerk
Als huiswerk het volgende (let op, maak oefening ook in de opgegeven volgorde, indien niet specifiek vermeld gaat het om oefeningen van hoofdstuk 9):
Hanteer hier ook weer de standaard manier van werken bij oefeningen indien van toepassing:
- Lees de zin in de oefening voor jezelf in het Arabisch
- Vertaal de zin in de oefening in het Nederlands.
- Vul de zin aan, verbeter hem, etc. Doe datgene waar de oefening voor bedoeld is.
- Vertaal de gemaakte oefenzin terug naar het Arabisch
• Oefening 1
• Oefening 4
• Oefening 5
• Oefening 6
• Oefening 1 (bladzijde 178, hoofdstuk 10, uitvoeren zoals in boek staat)
• Oefening 3
• Oefening 4 (bladzijde 179, hoofdstuk 10, deze oefening als volgt uitvoeren, zet de zin in de tegenovergestelde tijd (dus maak van de zin in de voltooide tijd een tegenwoordige tijd of omgekeerd)
• Oefening 1 (bladzijde 178, hoofdstuk 10, deze oefening als volgt uitvoeren, zet de zin in de tegenovergestelde tijd (dus maak van de zin in de voltooide tijd een tegenwoordige tijd of omgekeerd)
• Oefening 7
• Oefening 15
• Oefening 8
• Oefening 9
• Oefening 16
ZZZ (Zeven zinnige zinnen). Deze oefening bestaat uit aantal delen, te weten:
• Maak 7 zinnige zinnen (in Nederlands) en stuur deze via huiswerk op de site naar Khaled. Als onderwerp bij huiswerk (waar je normaal H.5 B.86 O.1 bv invult) vul je nu als onderwerp de volgende omschrijving in: “ZZZ t/m les 9”
• Vertaal de 7 zinnige zinnen ook in Arabisch en schrijf deze op het lijnpapier. Neem deze mee naar de les.
• Gedurende de les leest een persoon een zin voor, de volgende persoon vertaald die zin dan.
Via de APP de cirkelzin uitbreiden.
Marcel
Aantal uren educatie: 3,0+1,5=4,5 uur
1 Guest(s)
Permalink Comments off