Deze les hebben we behandeld:
- Het LOI lesboek. Dit boek is moeilijker dan het boek Arabisch voor Beginners. Daarom begonnen met dit boek. Boek LOI kan wel gebruikt worden voor aanvullende kennis.
- "Hoe gaat het thuis?". Letterlijk wordt er gevraagd: Hoe is de familie? Daarmee wordt iedereen bedoeld: broer, zus, vader, grootmoeder, etc.
- Het tweevoud. Als het in de zin om een tweevoud gaat (dus bijvoorbeeld "de twee meisjes" of "de twee huizen"), dan wordt het zelfstandig naamwoord en het bijvoeglijk naamwoord vervoegd door er -ani of -ayni aan toe te voegen aan het enkelvoud.
- Als een zin in het enkelvoud, tweevoud of meervoud is geschreven, maar begint met een werkwoord (werkwoordelijke zinnen) en het onderwerp is afwezig, het werkwoord altijd in enkelvoud schrijven (er wordt alleen gekeken naar het geslacht - mannelijk of vrouwelijk).
- Ontkennen verledentijd met ما voor het werkwoord; tegenwoordige tijd ontkennen door لا voor het werkwoord. (een van de manieren om te ontkennen)
- Ik kreeg een dictee van makkelijke zinnen tot en met hoofdstuk 5. Door dat dictee bleek dat ik een aantal opdrachten in Hoofdstuk 5 nog niet had gemaakt (oefening 8 en 9). Deze toegevoegd aan de lijst van het huiswerk.
- ZZZ nagekeken: verschil "ik at" en "ik heb gegeten". Door كان + tegenwoordige tijd te gebruiken, geef je aan dat de handeling is afgelopen en waarschijnlijk niet meer herhaald wordt. Dus in de ZZZ heb ik geschreven dat ik vroeger het de hond in de tuin speelde; ik kan dan beter كان + tegenwoordige tijd van het woord 'spelen' gebruiken, aangezien ik dat nu niet meer zo snel zal gebeuren.

Aantal uren:
50+3 = 53 uur gehad