Les 11 30-3-2016 Den Haag
Behandelde onderwerpen:
1. Vragen
2. Conversatie
3. Cursusdata vervolg
4. Huiswerk (nieuw: 10 BTW Belangrijkste 10 woorden voor conversatie)

1: Vragen
1. Gebruik van vervoegingen door bezittelijk voornaamwoord (mijn, zijn)  zie pargraaf 7.4 voor de vervoeging. Let op er is een gradatie in sterkte, wanneer vervoervoegingen tegenstrijdig zijn in relatie tot de regels.

In volgorde van sterkte:
1: َ
2: ُ
3: ِ
4: ا
5: و
6: ي

Voorbeeld:
Mijn vader gaat: أبي ذَهَبَ
Mijn vader is bepaald dus 1 hulteken
Onderdeel van onderwerp dus: ُ (verwachting is ابو)
Echter: vervoeging van mijn is ي
Tegenstrijdig in uitspraak en wint ي op basis van sterkte.
Let op woorden: أب en أخ krijgen naast hulpteken een verlenging van de klank (uitzondering: zie blz 122 7.4.6 en 7.4.7)

2. Waar komen de tekens op te staan: Altijd op de laatste letter va het woord ( maar niet op de ا, als deze is toegevoegd op basis van de 2-stappen regel
3. Moet je IK wel of niet gebruiken in de zin? Niet gebruiken, tenzij je iets expliciet wilt maken.
4. Moeten de hulptekens ook op de hamza (ء)? Ja, ء is gewoon een leter.
5. Tekst hoofdstuk 5 is niet correct op een aantal plaatsen aan het einde van de zin (hulptekens)  correct, er staan fouten in en aanname dat theorie nog niet behandeld is.
6. Begint de zin altijd met een werkwoord?  in de regel ja, tenzij tijdsbepaling van toepassing is. Dan is het beter met de tijdsbepaling te starten
7. Werkwoorden aan het begin van de zin, komen alleen overeen met het geslacht en niet met het getal.  zie blz 171/172 10.4. Stelregel: werkwoord aan het begin van de zin is in het enkelvoud.
Indien het onderwerp voorop staat (bv onderwerp in bijzin of bij expliciet gebruik van persoonlijke voornaamwoorden), dan wordt overeenkomstig vervoegd.
 
2: Conversatie
Conversatie 6.6. doorgelopen. IN volgende les zal deze worden geoefend, waarbij om en om een zin moet worden uitgesproken. Oefenen dus.
3: Cursusdata vervolg:

• Bevestiging en bedrag wordt komende les medegedeeld
• Consensus data:
o 13-4,
o 20-4,
o 11-5,
o 25-5,
o 1-6,
o 20-7,
o 24-8,
o 31-8,
o 7-9 en
o 14-9
4: Huiswerk:
• 10 belangrijke woorden mailen (B.T.W)
• 7 zinnige zinnen (let op: nodig voor conversatieoefeningen)
• H6: 6, 12, 10,7,5,9