Les 12 6-4-2016 Den Haag
Behandelde onderwerpen:
1. Vragen
2. Oefeningen
3. Cursusdata vervolg
4. Huiswerk
------------
1. Vragen
- Hoe spreek je de naamvallen uit van woorden die eindigen op ة ( ta marbutha) en waar plaats je de hulptekens?  De hulptekens plaats je op de ة. Let op ZNW of BNW die eindigen op: ة, أ of ى krijgen geen ا met dubbele kasra.
- Hoe zit het met namen en hulptekens?  Complex. Uitleg volgt later
- Let op: betekenis van een zin kan veranderen door gebruik verkeerde hulpteken. Onderwerp (ُ )kan lijdend voorwerp (َ ) worden en daarmee verandert de betekenis van de zin.
- Wat is de betekenis van ﺇِنَّ in een zin? ﺇِنَّ staat altijd aan het begin van de zin en betekent: voor waar. Het benadrukt dat hetgeen er komen gaat echt waar is / expliciet / zeker. Let op dat na ﺇِنَّ en haar zusjes (zie blz 103, 104) altijd een ZNW of persoonlijk voornaamwoord volgt.
- Worden voorzetsel, bijvoorbeeld “met” ook vervoegd? Ja, met hem, met haar, met ons, etc conform tabel op blz 119.
- Hoe pas je ontkenningen toe?
1) werkwoorden in de verleden tijd  gebruik ما voor het werkwoord. (zie 6.2,8 op blz 100. 2). Vb hij begreep de les niet: ما فهم الدرس
2) voor BNW gebruik لَيْسَ voor het BNW. (niet mooi, niet in…, niet lang), bv hij was niet mooi: هُو لَيْسَ جَمِل.
- Welke vorm krijgt het werkwoord aan het begin van de zin? Meervoud, enkelvoud?  Zie blz 171, 172 10.4.
1) Stelregel: werkwoord is in het begin van de zin enkelvoud en mannelijk of vrouwelijk overeenkomstig het onderwerp
2) Als het onderwerp voorop staat (in bijzinnen bijvoorbeeld) dan moet werkwoord overeenkomstig onderwerp vervoegd worden (ik hoorde dat de kinderen speelden op …)
3) Indien het werkwoord slaat op zij en uit de zin (of ervoor) is niet duidelijk wie “zij” zijn, dan gebruik je wel meervoud.
2. Oefeningen
De volgende oefeningen zijn behandeld: 6,12,10,7 en 5 van hoofdstuk 6. Oefening 9 niet behandeld.
Tevens zijn de 7 zinnige zinnen behandeld (voortaan standaard na de pauze)
3. Cursusdata vervolg: 13-4, 20-4, 11-5, 18-5, 1-6, 20-7, 17-8, 24-8, 7-9, 14-9
4. Huiswerk:
- 7 zinnige zinnen
- Leren woorden blz 115
- Dictee woorden les 3 (blz 56/57)