Samenvatting les 11, 1 februari 2022

1. Herhaling/vragen oude stof
- Een alif aan het begin van een woord maar in het midden van een zin spreek je nooit uit! Je schrijft de alif wel, maar zegt hem niet. Als hulpteken wordt daarvoor soms de verbindingshamza op de alif gezet.
- Kleine alif: hulpteken om te laten zien dat je hier een echte alif moet uitspreken (=lange klinker). In normale teksten wordt de kleine alif niet geschreven. Je moet de woorden dus kennen.
- Er zijn 11 woorden in het AR die beginnen met een sukūn. Om die woorden uit te kunnen spreken, wordt er een alif met kasra voor gezet. Als er echter al iets anders voorstaat (een prefix/voorvoegsel of een lidwoord), dan vervalt de alif+kasra. VB: اِمرأة (imra'a / vrouw) -> المرأة (al-mar'a). Zie ook voorbeelden p. 50 (اﺇبن en ﺇسم).

Nieuwe stof hoofdstuk 5
- In het NL komt het bezittelijk vnw (mijn, jouw, zijn, enz.) voor het znw; in het AR komt het erachter en wordt het aan het woord vastgeplakt (suffix/achtervoegsel).
- Eindigt een woord op een ta'marbuta en komt er dan een suffix achter, opent de ta'marbuta en wordt een 'gewone' ta (ت)
Dus: suffix + ة_____ -> suffix + ت_____
BV: غرفة (ġorfā) --> غرفتي (ġorfatī)

Huiswerk:
- Elke week standaard: ZZZ (zie vorige les). Maak niet te moeilijke zinnen, het gaat ook om het mondeling oefenen. Zet bij het opsturen via de website erbij t/m welk hoofdstuk het gaat. Dus ZZZ t/m HX (in dit geval H5).
Hoofdstuk 5:
- gebruik de 5 bezittelijke vnw (mijn, jouw, etc.) uit de woordenlijst met 1 ander mannelijk en 1 ander vrouwelijk znw
- oef. 3: maak van de woorden van oefening 3 hele zinnen door er bv. een bnw achter te zetten
- oef. 12: maken en vertaling van vraag en antwoord opsturen via website
- oef. 13: zie oef. 12
- oef. 9: behalve zin 4, 14, 16, 19. Mee naar de les.
- oef. 8: opsturen via website