Duur les: 2,15 uur

Het volgende tijdens de les behandeld:

- Dictee gemaakt. Er volgt vanaf nu elke week een dictee.
- Maak de 7 zinnige zinnen zelf i.p.v. uit het boek overnemen. Hiernaast is het de bedoeling dat je de woorden gebruikt die eerder zijn behandeld en dus vaker hebt gehoord.
- Na het woord كَمْ (hoeveel) gebruik je altijd enkelvoud. Meer uitleg hierover volgt in deel 2 van de cursus.
- Gestart met H6, zie uitleg betreft de nieuwe theorie hieronder.

Zinsopbouw blz. 101 6.3
- Het Arabisch kent de volgende volgorde van de woorden in een zin:
1. werkwoord
2. het onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. de rest van de zin
- Als de zin een tijdsbepaling heeft dan begint de zin met de tijdsbepaling.
- Bij vragende zinnen start je de zin met het vragende voornaamwoord (zie blz. 65)

Arabische woorden zijn te verdelen in 3 categorieën:

1. Naamwoorden --> deze zijn mannelijk of vrouwelijk --> deze zijn enkelvoud, tweevoud of meervoud.
2. Werkwoorden --> deze zijn in de verleden tijd (blz. 97), tegenwoordige tijd (blz. 150+151) of toekomende tijd (blz. 152).
Wanneer je de verleden tijd leert toepassen bij werkwoorden dan zal je ook de tegenwoordige tijd kunnen toepassen. We starten daarom met de verleden tijd van werkwoorden. Zie de vervoeging van een werkwoord volgens stam 1 op blz. 97.
80% van de werkwoorden zijn vervoegd volgens stam 1. De stam volgens dit model is de hij vorm enkelvoud.
3. Letters: voorbeelden hiervan zijn op, dus, dan, en, zoals, met enz. Letters zijn niet mannelijk of vrouwelijk en veranderen niet.

Huiswerk:
- Dictee van de woorden op blz. 61, lees H4 en beluister de audiofragmenten.
- De werkwoorden van blz. 97, 98, 99 vervoegen volgens het model op blz. 97. Gebruik voor de hulptekens een andere kleur en schrijf de werkwoorden op papier met twee lijnen.