HUISWERK VOOR 7 MEI --> Les op Van Alkemadelaan 1 2597 AA Den Haag vanwege meivakantie <-----
Besproken
5.5 Het tweevoud: let op, BVN volgt altijd ZNW.
5.5.2. Zie het verschil tussen de achteroegsels bij het tweevoud.
‘Ani’ wordt gebruikt voor het onderwerp of naamwoordelijk deel van het gezegde.
‘ayni’ wordt gebruikt na voorzetsel of de rest van alle gevallen (1ste, 2de, etc. Naamval).
De Tāʾ marbūṭa verandert van een gewone ت. Kijk goed naar de voorbeelden op blz 82

Werkwoorden. Eerst gaan we de VT vormen leren. Voor onze cursus beschouwen we ‘ik at’ en ‘ik heb gegeten’ even als hetzelfde. Het model dat we gaan volgen geldt voor alle werkwoorden. Er zijn 10 stammen, 80% van de werkwoorden zitten in de eerste stam, degene die wij nu gaan leren.
VT van ‘doen’ op blz. 97: het model voor alle ww stam 1.
3 radicalen. xR1 xR2 xR3 x.
Hij 3de persoon mannelijk enkelvoud = stam.
Kijk naar het voorbeeld op blz. 97 en de nummers die je tussen de NL werkwoorden en Arabisch hebt geschreven. Je ziet dus aan de uitspraak wie het onderwerp is van het werkwoord, behalve wanneer je expliciet duidelijk moet maken dat het om ‘ik’ga.
1+ 2+ 3+ 5: zie het verschil. Deze hulptekens worden alleen in het boek geschreven; het gaat dus om de uitspraak.
4 + 12: uitspraak moet lang vs. 5+13 waar de uitspraak kort moet.
6+10
9: de alif niet uitspreken, wel schrijven.
Stam 1 eindigt altijd op ‘a’.

HW
Zeven zinnige zinnen (simpel) maken + meenemen + opsturen (in het Nederlands).
Oefening 9: zin 4, 16, 19.
Oefening 6: zin 10
Oefening 7. A in tweevoud schrijven. B met ‘ال’ ervoor. C. Met een voorzetsel (we hebben er al meer gehad die bij de opdracht staan dus je kan zelf kiezen). D. A + B + C maar nu met bijvoegelijk naamwoord erbij.
Oefening 11: een ZNW dus vol aan met een BVN naar keuze. Maken + NL vertaling opsturen.
Oefening 12: 4 stappen. Betekenis, Arabische vertaling, antwoord Nederlands, antwoord Arabisch. Maken + NL vertaling opsturen.
Oefening 13: Maken + NL vertaling sturen van de vragen en antwoorden.
Leren: zinnen conversatie blz 85.
Werkwoorden die zijn gelezen allemaal helemaal uitschrijven op papier met 2 lijnen en meenemen (niet in rood schrijven). Kijk naar voorbeeld op blz. 97 met ‘doen’. Hulptekens in een andere kleur. Dit zijn dus alle werkwoorden op blz 97, 98 en 99.