28-06-2021

Het Arabisch is een semitische taal. Kenmerkend is dat een woord bestaat uit een 'wortel' of 'stam'.
Er zijn 10 stammen.
Stam 1 ziet er als volgt uit, waarbij 'R' staat voor 'Radicaal':

suffix R3 tussenfix R2 tussenfix R1 prefix

Per stam kun je 10 tot 18 woorden maken.
Stam 1 bevat ongeveer 80% van alle Arabische werkwoorden.
Het lesboek waaruit wij nu les krijgen (=deel 1), omvat alleen stam 1.
De overige 9 stammen worden behandeld in het vervolg boek, deel 2.

Wil je in het Nederlandse woordenboek een werkwoord opzoeken, dan tref je deze aan in de tegenwoordige tijd. Bijvoorbeeld: ‘lopen’ ‘eten’ etc.
Wil je in het Arabische woordenboek een werkwoord opzoeken, dan tref je deze aan in de verleden tijd, 3e persoon mannelijk enkelvoud.
Bijvoorbeeld:
‘at’ (als in: ‘hij at’)
‘liep’ (als in: ‘hij liep’)

Blz 97:
Hier zie je een vervoeging van het werkwoord ‘doen’.
DIT MODEL PAS JE TOE OP ALLE WERKWOORDEN UIT STAM 1.

Huiswerk voor volgende les:

1)
Oefening 6 blz 87 (niet zin 10)
Oefening 11 blz 90
Oefening 12 blz 90 (Nederlandse vertaling van vraag en antwoord opsturen naar meneer Khaled)
Oefening 13 blz 90
Oefening 9 blz 88
Oefening 8 blz 87 en 88

2)
Check ook het whiteboard van andere groepen over deze les.

3)
Vervoeg de volgende werkwoorden zoals het model op blz 97:
-onderste 2 grijze blokken blz 97
-bovenste 2 grijze blokken blz 98
-middelste 2 grijze blokken blz 99

Doe dit aub:
-in het schrift met de 2 lijnen
-MET hulptekens
-gebruik voor de hulptekens een andere kleur pen (behalve rood).

Onthoud deze manier van vervoegen goed! Alle werkwoorden in dit boek vervoeg je op deze wijze.

4)
Maak ZZZ (7 zinnige zinnen).

Heel veel succes!