Behandeld in de les:
Les 5, focus op Zelfstandig Naamwoorden en Bijvoeglijk Naamwoorden.

Twee regels:
- Het bijvoeglijk naamwoord volgt altijd de vorm van zelfstandig naamwoord.
- Het bijvoeglijk naamwoord komt altijd NA het zelfstandig naamwoord.

ENKELVOUDIG ZNW --> ENKELVOUDIG BNW
MEERVOUD ZNW --> MEERVOUDIG BNW
VROUWELIJK ZNW --> VROUWELIJK BNW
MANNELIJK ZNW --> MANNELIJK BNW
TWEEVOUDIG ZNW --> TWEEVOUDIG BNW

Twee uitzonderingen:
- Meervoud van zaken (dit zijn niet-personen), die worden behandeld als vrouwelijk enkelvoud.
- Collectieven, die worden behandeld als mannelijk enkelvoud.

Bijvoeglijk naamwoorden worden gebruikt voor attributief gebruik: een mooi huis / het mooie huis.
Bijvoeglijk naamwoorden worden ook gebruikt voor predicatief gebruik: het huis is mooi.
Het verschil zit o.a. in de bepaaldheid (d.m.v. lidwoord), zie blz. 78-82 voor uitleg.

Aanwijzende voornaamwoorden hebben twee vormen: dichtbij (dit/deze) en veraf (dat, die).
Normaliter gaan ze vooraf aan het zelfstandig naamwoord. Ze kunnen zowel in combinatie met het BNW (deze zieke man) als zelfstandig (dit is een boek) worden gebruikt.
Soms wordt de 3e persoon enkelvoud (hij/zij) tussen het AVN en ZNW gezet, om aan te tonen dat dit is waar het naar verwijst. Als dit wordt weggelaten zou het AVN ook een bijvoeglijke betekenis kunnen hebben. De juiste volgorde is dus: AVN - EV 3e p- LW - ZNW

Huiswerk:
1. Maak vanaf nu voor elke les Zeven Zinnige Zinnen (ZZZ in het onderwerp met nummer van de les erbij). Stel 7 zinnen op in het Nederlands met de Arabische woorden die we tot nu kennen (maak de zinnen niet te moeilijk) en stuur ze uiterlijk zaterdagavond via de website. Als je tijd hebt, mag je ook de Arabische vertaling erbij sturen. Je moet in ieder geval de Arabische vertaling opschrijven voor de volgende les (op papier met 2 lijnen).
2. Schrijf 10 Nederlandse namen van vrienden/familie in het Arabisch. Deze gaan we volgende les op het bord schrijven waarbij de klas moet raden welke naam er staat.
3. Schrijf 5 mannelijke zelfstandig naamwoorden op met de bezittelijke voornaamwoorden mijn/jouw(v)/jouw(m)/zijn/haar.
4. Schrijf 5 vrouwelijke zelfstandig naamwoorden op met de bezittelijke voornaamwoorden mijn/jouw(v)/jouw(m)/zijn/haar (zoals in de rechterkolom op blz. 76)
5. Maak oefening 1/2/3 van blz. 86 (schrijfoefening).

Tot volgende week!