Deze les de opgaven behandeld welke als huiswerk was opgegeven van 7 sept. Niet alle huiswerk behandeld en nog te doen van Hfdst 6 zijn de oefeningen 7, 10, 9 en 8 (in deze volgorde). Voorts de zeven zinnige zinnen + zelf oef. maken op de wijze als oef. 1 (blz 111 en 112). Tevens werkw. Leren/herhalen + de vervoegingen en zal in volgende les door docent willekeurig bevraagd worden om te lezen en vertalen. Tenslotte nog dictee voorbereiden van woorden (in het grijs) van blz. 57 t/m 79.

Regel v/d hulptekens al eerder behandeld, maar daarbij ook letten op het "sterrenhotel".
"Kasra" is het sterkst dan de "damma" en tenslotte de "fatha".
Bv. Ik ben in zijn huis - " اَنا عَلَى بَيْتِهِ " - Dit eindigt met 2x "kasra". OW is "ik" en na een voorzetsel krijg je een "kasra". Echter is huis het naamwoordelijk deel en zou normaal gesproken een "damma" krijgen, maar gezien de voorzetsel en t feit dat " kasra" sterker is dan "damma" wordt het een "kasra".

Mbt werkwoorden behandelen we nu de verleden tijd,omdat als je die weet je ook de t.t. kunt weten... Opbouw woord meestal uit 3 radicalen. Altijd stam I = R3 R2 R1 waarbij R1 en R3 altijd een "fatha" hebben dus alleen R2 kan afwijken. Bv. w.w. (be)rijden = لَكِبَ -> R2 is een "kasra".