Arabisch les 4 april 2018

Tijdens deze les is veel aandacht besteed aan het uitspreken en schrijven. De volgende onderwerpen zijn in detail behandeld:

Het plaatsen van hulptekens aan het einde van een woord
- Indien een enkele of dubbele fatha, damma of kasra op de laatste letter wordt geplaatst, dient deze te worden gelezen als een sukūn
- Indien een woord eindigt met een dubbel fatha gevolgd door een ‘alif, dan dient deze als een fatha te worden gelezen
- Als een extra note: de damma, indien dubbel, kan op verschillende manieren worden geschreven: ُ ُ of ٌ of [een normale en een omgekeerde damma, soort 69]

Nominale zinnen
In het Nederlands bestaat een zin uit een onderwerp en een gezegde. Het gezegde bevat een persoonsvorm en een werkwoord. In het Arabisch is het mogelijk om in de tegenwoordige tijd het werkwoord ‘zijn’ weg te laten. Dit soort zinnen heten nominale zinnen. Bijvoorbeeld أنا في الغرفة, ik ben in de kamer of أنت مريض, jij bent ziek

Vragende voornaamwoorden
Er zijn verschillende soorten vragende voornaamwoorden, zoals:
Wie?= من
Wat? = ماذا
Hoe? = كيف
Waarom? = لماذا
Waar? = أين
Hoeveel? = كم
Wanneer? = متى

In het Arabisch zijn er 3 manieren om een zin vragend te maken, danwel door het gebruik van een vragend voornaamwoord, danwel door de toevoeging van een ‘alif, danwel door de toevoeging van het vraagperikel هل. Dit laatste is te vergelijken met Nederlandse zinnen waarin het werkwoord een vragende functie heeft, bijvoorbeeld weten we dit antwoord? Voorbeelden:
هل هم هناك؟, zijn zij daar?
ليس هم هناك؟ zijn zij niet daar?
اين انت waar ben je?

Zonneletters en maanletters
Indien het lidwoord ال voor een zelfstandig naamwoord staat, wordt de ل in het geval het zelfstandig naamwoord begint met een: ن ظ ط ض ص ش س ز ر د ذ ت ث ل, net zo uitgesproken als die medeklinker. De ل wordt wel geschreven. Deze letters heten zonneletters. Voorbeelden:
الطالب
Zelfstandige naamwoorden die beginnen met de overige letters, die dus wel uitgesproken worden, heten maanletters. Deze assimileren niet. Voorbeeld:
القمر

Persoonlijke voornaamwoorden
Er zijn losstaande persoonlijke voornaamwoorden en ook komt de p.v. als achtervoegsel. De losstaande persoonlijke voornaamwoorden hebben een aparte vrouwelijke vorm voor de tweede persoon:
Ik = أنا
Jij (v) = أنت
Jij (m) = أنت
Hij = هو
Zij = هى
Wij = نحن
Jullie (v) = انتن
Jullie (m) = انتم
Zij (v)= هن
Zij (m) = هم

Plaatsbepaling
Vraagwoorden die gebruikt worden voor plaatsbepaling:
Waar? = أين؟
Hier = هنا
Daar = هناك
Waarheen? = الىأين؟
Hierheen = الىهنا
Daarheen = إلى هناك

Huiswerk voor 8 april 2018
- Van pagina 28 - 36 alle collectieven opschrijven
- 10 NL vrouwen en mannen namen opschrijven
- Pagina 67/68 oefening 1
- Pagina 68 oefening 3
- Pagina 68/69 oefening 4
- Woorden pagina 61 bekijken

***