Marhaban,

We zijn begonnen met de theorie van les 6; de werkwoorden. Je vindt de theorie in les 6.1.1 op blz. 93, les 6.2.2 op blz. 96 en het model op blz. 97. In het Arabisch zijn de werkwoorden in de tegenwoordige tijd gebaseerd op de werkwoordsvormen in de verleden tijd. Daarom moet je eerst de werkwoorden in de verleden tijd kennen om de tegenwoordige tijd te maken.

In het Arabisch wordt de voltooide tijd in het Nederlands vertaald met de voltooide tegenwoordige tijd (ik heb geschreven) of een onvoltooid verleden tijd (ik schreef).

Hoe vervoeg je de werkwoorden in de verleden tijd?
De werkwoorden worden vervoegd door eerst de stam van het werkwoord te vinden. De stam van het werkwoord is hij-vorm. Kijk bijvoorbeeld naar de tabel met vervoegingen op blz. 97 waar alle 13 verschillende persoonsvormen in staan.

Huiswerk voor volgende les: alle 27 werkwoorden van blz. 96, 97, 98 en 99 in een tabel op te schrijven zoals het model met vervoegingen op blz. 97. De hulptekens moeten in een andere kleur erboven of eronder geschreven worden. De docent vroeg om de persoonlijke voornaamwoorden er voor te schrijven en het werkwoord ernaast. Bijvoorbeeld:

أنا فعلت
أنت فعلت
أنت فعلت
هو فعل

etc. Dit moeten we dan voor alle bovengenoemde werkwoorden doen.

Daarnaast moeten we weer zeven zinnige zinnen maken.

Let op: aanstaande maandag hebben we geen les vanwege de voorjaarsvakantie.

Tenslotte hebben wij nog een gedeelte van de oefeningen van les 5 nagekeken; oefening 12 en 13 en een deel van oefening 8.