Ontkennen
لَيْيَ is de ontkenning van het bijvoeglijk naamwoord in de tegenwoordige tijd.
مَا gebruik je voor de ontkenning van werkwoorden in de verleden tijd.
بَلَى gebruik je als je أَلَيْسَ ontkent. In plaats van لَا gebruik je بَلَى.

Let op bij de het bijvoeglijk naamwoord dat hetm.v.
van zaken worden gezien en behandeld als e.v.v..

Samenvatting H5, 6 en 7
H5 De thee is goed الشَاىُ حَسَنٌ
H6 Voorwaar de thee is goed إِنَّ الشَاىَ حَسَنٌ
H7 De thee was goed كَانَ الشَاىُ حَسَنًا

Zinvolgorde bij كَانَ
Na كَانَ schrijf je het zelfstandig naamwoord en daarna het werkwoord van de tegenwoordige tijd.

Bij de regel van de voorzetsels (H6blz103O6.4.3) bij de hulptekens bij de van-constructie veranderd alleen het eerste lichaam na een voorzetsel.

Voorbeeld:
De pen van de onderwijzer. قلمُ المعلّمِ
De van-constructie dus pen krijgt een damma ُ en de onderwijzer krijgt een kasra ِ .

Ik zie de pen van de onderwijzer. أرى قلمَ المعلّمِ
De pen van de onderwijzer is het lijdend voorwerp, dus een fatha َ op het eerste lichaam bij de van constructie.

Ik schrijf met de pen van de onderwijzer. أكتُبُ بقلمِ المعلّمِ
Er is sprake van een voorzetsel, dus met de pen kringt een kasra ِ .

De pen van de onderwijzer is lelijk. قلمُ المعلمِ قبيحٌ.
De van constructie blijft in stand.

Sterren
* 1 ster Fatha َ
** 2 sterren Damma ُ
*** 3 sterren Kasra ِ
**** 4 sterren alif lange klinker ا
***** 5 sterren waw lange klinker و
****** 6 sterren ye lange klinker ي

Uitleg H8 (Zie uitleg whiteboard L6)

Hulptekens in de zin geven aan of het bijvoeglijk naamwoord bij het onderwerp hoort of bij het leidend voorwerp.
Voorbeeld: Zin 3 blz 138
De grote hond van het kleine meisje كَلبُ البِنتِ الصَّغِيرة الكَبِيرُ
De ُ staat bij hond en bij groot. Deze horen dus bij elkaar.

De regel van diptoten. Diptoten krijgen nooit 2 hulptekens en de fatha neemt het over van de kasra.