7.4.3 3
Met zijn broer مَعَ أَخِيهِ
Met haar broer مَعَ أَخِيهَا
Bij haar broer verander de هَ niet in هِ want er staat een ا achter de َه.

ْاَل bij landen is onderdeel van het woord.

وَطَن vaderland + ي met ّ betekend patriottisch

H7B122O7.4.3 5
Let op de uitzonderingen bij de persoonlijk voornaamwoorden.
Voorbeeld: Bij jullie mannelijk wordt er een و toegevoegd om het lijdend voorwerp te verbinden.
Jullie schreven het boek كَتَبْتُمُوهُ

H7B116 Het werkwoord 'zijn' كَانَ .
R2 is een lange klinker.
1 v.t. w.w. = t.t. w.w. + كَانَ
2 voltooid v.t. w.w. = v.t. w.w. + قَد + كَانَ
3. Was niet = مَا كَانَ (Is niet = لَيْسَ)

Het naamwoordelijk deel van het gezegde krijgt altijd een ُُ behalve bij كَانَ en haar zusje. Dan is het een َ.

Op blz 150 is de t.t. terug te vinden, als je tijd over hebt en het graag wilt nalezen.

H7 B116 7.1.3
De Arabische taal heeft ook 11 koppelwerkwoorden. De koppelwerkwoorden die in het boek staan zijn de meest voorkomende koppelwerkwoorden. (Zoek evt. de Nederlandse koppelwerkwoorden op)
Zijn كَانَ
Worden صَارَ
Blijven بَقيِ
Niet zijn لَيسَ

Diptoten:
- Triptoten hebben 3 naamvalsuitgangen.
- Diptoten hebben twee naamvalsuitgangen.
- Diptoten krijgen nooit een ِ als hulpteken. De َ neemt het over van de ِ .
- Diptoten krijgen nooit 2 hulptekens.

De van constructie:
De hond van de man كَلبُ الرَجُلِ
De pen van de docent. قَلبُ المُعَلِّمِ
Het brood van de zoon .خُبْزُ اَلاِبنِ

De اَلْ hoeft niet voor pen, hond en brood, want het is bekend van wie het is, dus het is bepaald.
Je draait de woorden om en plaatst de ُ en dan de ِ als uitgang.