hoofdstuk 10

1 1 mannelijk-mannelijk vrouwelijk-vrouwelijk (znw-telwoord)
2 dmv tweevoud dus znw+ انِ of ينِ
3 znw (m) = getal (v) en znw (v) = getal (m)
4 idem
…
10 idem

voorbeelden:
(m1) بيت وَاحِد
(v1) بنت واحدة

(m2) بيتَانِ (اثنان)
(v2) بنتانِ (اثنان)

(mv3) ثلاثة بُيُوت
(mv3) ثلاث بنات

(mv4) أربعة بيوت
(mv4) أربع بنات

(mv10) عثرة بيوت
(mv10) عثر بنات
---------------------------------------------------------------------------------------
plaats---------------------persoon/active--------------------werkwoord

R3 R2 Rْ1مَ --------------------- R3 Rِ 2ا R1 --------------------- R3 R2 R1
دَرَسَ --------------------- دَارِس --------------------- مَدْرَسة
----- --------------------- فَهِمَ --------------------- فَاهِم
سَجَدَ --------------------- ساجِدَ --------------------- مَسْجِد
----- --------------------- شَكَرَ --------------------- شاكِر \ شاكِرة
studeren, begrijpen, knielen, bedanken
student,...……, knieler, bedanker
school, (geen), moskee, (geen)

Zie bovenaan blz 18 voor dit schema 1 t/m 17
---------------------------------------------------------------------------
Huiswerk:

*Alle werkwoorden van blz 97 en verder in drie kolommen schrijven zoals hierboven met de betekenis in NL.
*les 10 oefening 2, 3 en 6

Als de Arabische letters moeilijk te lezen zijn dan kun je 2 of 3 keer ctrl+ drukken om te vergroten.

genoeg te doen dus

groet, Ramon