مرهبان
Zinsconstructie
We hebben oefening 8 van H1 nagekeken. Let daarbij op de volgende dingen:
• Volgorde van de zin. Tijdsbepalingen staan vooraan in de zin. Daarna volgt het werkwoord, onderwerp, lijdend voorwerp etc.
• Bepaaldheid en onbepaaldheid: blz. 136 (deel 1). Een woord kan op 1 van de 3 manieren bepaald worden, je kan ze niet allebei tegelijk gebruiken.
• Uitgangen naamvallen: let goed op de verschillende uitgangen (fatha, kasra of damma) die bij de drie naamvallen horen. Bij een tijdsbepaling hoort altijd een fatha, na een voorzetsel volgt altijd een kasra.
• Bij getallen moet je goed op het geslacht letten. De standaard regel is dat als het zelfstandig naamwoord mannelijk is, het getal vrouwelijk is. Als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk is, is het getal mannelijk. Er zijn twee uitzonderingen: bij het getal 1 is het getal hetzelfde geslacht als het zelfstandig naamwoord (er is dus geen tegenstelling). Bij getal 2 wordt het getal samengevoegd met het zelfstandig naamwoord.
Stam II werkwoorden
Op blz. 36 (deel 2) staan de stam II van de werkwoorden. Een normaal werkwoord heeft de volgende constructie: R1, R2, R3. In stam II komt er een shadda op de R2. De constructie van het werkwoord wordt dan: R1, R2, R2, R3. Deze werkwoordsvorm maak je dus door een shadda op de R2 van het werkwoord te plaatsen.
Stam II zijn werkwoorden die je heel intensief of regelmatig doet. Bijvoorbeeld:
Breken (KaSaRa) كسر
Verplulveren (KaSSaRa) كسّر

Huiswerk voor volgende week: zinnen maken op basis van tekst 1 (suikerpot) en de rest van de opdrachten van H1 maken.