ForumArabisch.nu | مـعـهــد الـعـربـيـة الآن
Deze ruimte is bedoeld voor vragen en antwoorden over huiswerk en behandelde stof van studenten net zoals docent.
Andere zaken kunt u in het gastenboek schrijven.
Het vorige gastenboek kunt u hier vinden.
12:29
21/03/2011
Cursus Arabisch voor Beginners (Jaar 2), dinsdag 17.45-19.15 uur, september 2011 - maart 2012 (24 bijeenkomsten).
Docent: Dhr. K.H. Khaled.
>> Bijeenkomst op di. 27/09, 18.45-19.15 uur (eerste les) <<
* Korte kennismaking: er zijn 8 cursisten afkomstig van vier voorafgaande cursussen. Na afloop van de bijeenkomst wordt de groep uitgebreid met een 9de deelnemer.
* Omdat niet alle voorafgaande cursussen op dezelfde plaats in het boek geëindigd zijn, wordt begonnen bij hoofdstuk 6.
* Behandeld in de les:
- De docent leest de woorden op in de grijze kolommen op pag. 92-93 en de klas herhaalt die collectief.
> Schrijf op de 'hè'/'hem, zijn, hij' een damma. Voeg toe in de lijst: 'hè'/'haar' (hè + alif).
> In 'wa lakin'/'maar' en 'lakinna hu'/'maar hij' ontbreekt een 'kleine alif' achter de lem. ('kleine alif' = verlengingsteken. Zie onder 4. op pag. 39.)
> In 'su'al'/'vraag' staat een sukun: dat hoort niet.
Zie verder onder Huiswerk (1).
- Lees de paragrafen 6.1.1 en 6.1.2 zelf thuis. Als daar vragen over zijn, kun je die volgende keer in de les stellen.
- De paragrafen 6.2 en 6.3. worden behandeld in de les. Vergelijk paragraaf 4.7 (pag. 65) voor de persoonlijke voornaamwoorden.
80% van alle werkwoorden in het Arabisch bestaan uit drie radicalen volgens het model: R1-R2-R3. De resterende 20% bestaat uit 4, 5 of nog meer (maximaal 7) radicalen.
De R1 en de R3 hebben alijd een fatha; de R2 kan een fatha hebben, een kasra of een damma.
- De 27 werkwoorden in de paragrafen 6.2.3, 6.2.4 en 6.2.5 (pag. 97-98-99) worden voorgelezen door de docent > zie verder onder Huiswerk (5).
- De paragrafen 6.2.7-6.2.8 en 6.3 worden behandeld in de les (resp. pag. 100 en 101). Terloops wordt nog kort behandeld paragraaf 5.4.2 (pag. 81-82).
- Het gebruik van naamvallen en hulptekens.
Stel altijd twee vragen:
1. Hoeveel hulptekens?
en vervolgens
2. Welke hulptekens?
Hoeveel hulptekens?
Als het woord
a. bekend is en/of
b. bepaald is en/of
c. het lidwoord heeft van bepaaldheid, dan krijgt het woord één hulpteken.
Bij onbekendheid of onbepaaldheid: verdubbeling van het hulpteken.
Welk soort hulpteken?
a. Als het onderwerp of naamwoordelijk deel van het gezegde is, dan is het damma;
b. als het lijdend voorwerp is of onderwerp van Kaana en haar zusters of Inna en haar zusters of naamwoordelijk deel van het gezegde van de zin van Kaana en haar zusters of Inna en haar zusters, dan is het fatha;
c. na een voorzetsel of een bezitsconstructie, dan is het kasra.
Het gebruik van naamvallen en bijbehorende hulptekens is ook te vinden op de site van de cursus:
'Voor studenten' > 'Informatie' > 'Lesmateriaal Beginners (les 1-6/7)' > Bolletje [34] 'Hulptekens: het geheim van "Khaled"- erg belangrijk' > 'Handleiding: Hoe stel ik het aantal hulptekens vast? Welk hulpteken het moet zijn?' (3 pagina's).
In een zin in het Arabisch zijn er drie categorieën van woorden te onderscheiden:
1. het werkwoord (veranderlijk): in tegenwoordige, verleden of toekomende tijd.
2. zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden (veranderlijk): mannelijk/vrouwelijk, enkelvoud/tweevoud/meervoud.
3. de rest (onveranderlijk): voorzetsels (op, in, van, enz.), bijwoorden (niet, nooit, toen, enz.) en voegwoorden (dat, en, want, enz.). Deze laatste categorie, in het Arabisch 'letters' genoemd, krijgt nooit een hulpteken op de laatste letter.
* Huiswerk voor volgende keer:
- Algemeen: huiswerk moet worden opgestuurd, niet naar de het privé-emailadres van Dhr. Khaled, maar naar de site van de cursus, naar de rubriek 'Huiswerk'. De Nederlandse vertaling moet worden opgestuurd; de Arabische tekst moet worden uitgeschreven in een zelf aan te schaffen schrift voor 'schoonschrijven' (verkrijgbaar o.a. bij boekhandel Paagman).
(1) Bestudeer de uitspraak van
de woorden in de grijze kolommen op pag. 92-93, waar mogelijk m.b.v. de CD uit het boek.
(2) Bestudeer de uitspraak van de woorden in de grijze kolommen op pag. 57-58-59. Het oplezen van woorden wordt een vast onderdeel in alle volgende lessen.
(3) Conversatieles. Schrijf een zin over een denkbeeldig persoon, in het Arabisch. Elke volgende keer komt daar een zin bij. Je bouwt je verhaal van de voorafgaande keren steeds verder uit, zonder iets weg te laten of te wijzigen, volgens het model: "Ik heet Mohammed", "Ik woon in Casablanca", "Ik ben van beroep timmerman", enz.
(4) Maak oefening 8 op pag. 87-88.
(5) Pas het schema van hoofdstuk 6.2.3. (pag. 97) toe op alle werkwoorden in de grijze kolommen op pag. 97/98 en 99 (van 'binnengaan' en 'doen' tot en met 'nemen' en 'eten'.) Schrijf alle 13 persoonsvormen (van de verleden tijd) van al deze 27 werkwoorden, mèt de bijbehorende hulptekens in een andere kleur (niet rood), in het schrift.
Als je deze opdracht al in de vorige cursus gedaan hebt, hoef je hem niet opnieuw te maken.
Den Haag, 28.09.2011.
Met een vriendelijke groet,
Henk van de Schoor (medecursist)
1 Guest(s)
Permalink Comments off