Arabisch 2 les 3

Op pagina 106 staat للولد. Dit betekent voor de jongen: لِ (voor) + الولد (de jongen).
Als je wil zeggen 'ik ben ... jaar oud', dan zeg je عندى (ik heb) ... علم / سنة
We hebben de woorden op pagina 115 gelezen.
We hebben paragraaf 7.1 doorgenomen. كان is de hol werkwoord. Een hol werkwoord is een werkwoord waarbij een van de drie radicalen een klinker is (in het geval van كان is dat de 2e radicaal).

كان + tegenwoordige tijd = verleden tijd
كان + het woord قد + verleden tijd = voltooid verleden tijd

Het naamwoordelijk deel van het gezegde na كان en haar zusters krijgt altijd een fatha (twee bij onbepaald, met alif als er geen ة of ء staat).

In paragraaf 7.2 لَسَ (niet zijn). Dit is het enige werkwoord in het Arabisch dat geen verleden tijd heeft.

Paragraaf 7.3
ما ontkent een werkwoord in de verleden tijd
لَسَ ontkent een naamwoord

Huiswerk:
- leren woorden hoofdstuk 7, p. 115 en 116 voor dictee
- extra zin voor visitekaartje (let op: je moet je visitekaartje uit het hoofd kunnen opzeggen)
- 7 zinnige zinnen (hoeft niet per de een verhaaltje te vormen, let op dat je zo min mogelijk onbekende woorden gebruikt)
- 10 belangrijke woorden (zie huiswerk les 1)