Samenvatting les 19, 29 maart 2022

Nieuwe stof H7
- Vervoeging van het werkwoord 'zijn' in verleden tijd (v.t.) = كَانَ (kaana). Dit is een hol ww, uitleg daarover komt later. Voor nu goed de vervoeging leren. Met كَانَ kun je:
1. كَانَ + ww in t.t. (H9) = v.t. (bv. 'ik heb gewoond')
2. كَانَ + مَا = ontkenning van كَانَ (= 'hij was niet')
3. كَانَ + قَد + ww in v.t. = v.v.t. (voltooid verleden tijd, bv. 'ik had gewoond') Ezelsbrug: qad = had
- Er zijn 15 ww zoals كَانَ, te vergelijken met NL koppelww = kaana + zusjes
- In nominaalzinnen die met kana of zusje beginnen, krijgt het nw. deel v/h gezegde een fatha ipv damma. Zie geheim van Khaled. Bv: Zij was klein -> klein krijgt dan fatha als uitgang ipv damma.
- Het schema van 7.4. heel goed onthouden!

Nieuwe stof H8
- 8.1: Znw kunnen bepaald worden door het lidwoord (al), een bezittelijk vnw (zijn/haar/...) of door een van-constructie.
Voorbeeld: Het boek van de leraar. 'Het boek' krijgt 1 damma en geen lidwoord (want al bepaald door de van-constructie!) en 'de leraar' krijgt kasra.
- Is de van-constructie een lijdend voorwerp (bv: Ik zie het boek van de leraar), dan krijgt alleen het eerste deel een fatha, het tweede deel blijft kasra. "De kogel raakt alleen het eerste lichaam". Hetzelfde geldt voor de van-constructie na een voorzetsel (Ik loop met het boek van de leraar). Beide delen krijgen dan een kasra.

Huiswerk
- ZZZ
- Schema 7.4: kies 1 mannelijk znw, 1 vrouwlijk znw (met ta'marbuta), 1 ww en 1 voorzetsel en pas het schema toe + vertaal. Meenemen naar de les.
- H8: oefening 2. Zet er een bnw achter om er een hele zin van te maken. Bv: Het kind van de vrouw...is klein.
- H7: oefening 3: vertaling opsturen. Oefening 8: aan elkaar schrijven en vertaling meenemen naar de les.