Les 6 gaat over het regelmatige werkwoorden in de voltooide tijd, de volgorde van de woorden in zinsverband en over de drie naamvallen (geheim van Khaled)

WERKWOORDEN
Het Arabisch kent twee tijden; de voltooide tijd en de onvoltooide tijd. De onvoltooide tijd zonder voorvoegsel of tijdspartikel drukt de tegenwoordige tijd uit. Het kent vijf verschillende vervolgingsvormen: de aantonende wijs, de aanvoegende wijs. De gebieden wijs, de verkorte wijs en de intensieve wijs. In les 6 wordt alleen de vervoeging van van de voltooide tijd behandeld. De onvoltooide tijd wordt behandeld in les 9.1 en de overige vervoegingsvormen in deel 2.

Tabel werkwoorden (blz 97)

1 t/m 5 enkelvoud
6 t/m 10 meervoud
11 t/m 13 tweevoud

1,2,3,5 lijken op elkaar maar verschil in uitspraak
4, 12 lijken op elkaar maar verschil in uitspraak
6, 10 lijken op elkaar maar verschil in uitspraak
5, 13 lijken op elkaar maar verschil in uitspraak

STERKE EN ZWAKKE WERKWOORDEN

Sterke of regelmatige woorden
Dit zijn werkwoorden die geen waw of ya als radicaal hebben

Zwakke werkwoorden
Dit zijn werkwoorden waarbij de eerste, middelste of laatste radicaal een waw of een ya is

BETEKENIS VAN DE VOLTOOIDE TIJD
De voltooide tijd geeft aan dat een handeling voltooid is. Door toevoeging van het woord قد (qad) wordt bevestigd dat de handeling zojuist is afgesloten.

ONTKENNING
De meest eenvoudige ontkenning van de voltooide tijd is ما (ma)

DE VOLGORDE VAN WOORDEN IN EEN ZIN (AR)

1 werkwoord 2 onderwerp 3 tijdens voorwerp 4 meewerkend voorwerk 5 overige

De schrijver legde het boek op de tafel
وضع الكات الكتاب على المادة

* Bepalingen van tijd wordt vaak helemaal aan het begin van de zin geplaatst

Hij is vanmorgen weggegaan
هذا الصباح ذهب

* Vraagpartikels staan vooraan in de zin
Waarom heeft hij de hond geslagen?
لماذا ضرب الكلب؟

Categorie 1 Zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord (mannelijk/vrouwelijk en enkelvoud, tweevoud en meervoud)
Categorie 2 werkwoorden, V.t(blz. 97) T.t (blz 150 en 151), Toe.t. (blz 154)
Categorie 3 letters: op, dus, dan, daar, hier, in.

-------------------------------------------------

*Aantekening Het geheim van Khaled*
Het geheim van Khaled is een hulpmiddel om te bepalen hoeveel en welke hulptekens nog zijn op de laatste letters van de naamwoorden (1e naamval)

Inleiding voor het geheim van Khaled

Bepaling 1e naamval z.n.w & b.n.w

1.Hoeveel hulptekens?

Stappenplan

A Onbekend
B. Onbepaald
C. Heeft het lidwoord van bepaaldheid niet (...ال)
Dan twee hulptekens

2. Welke hulptekens?

Stappenplan

1e nv. A. Als z.n.w. en b.n.w. het onderwerp of naamwoordelijk gezegde is, dan damma
3e nv. B. Als z.n.w. en b.v.w. lijdend voorwerp of de naamwoordelijk deel van de zinnen van Kana (كان) en haar zusjes of onderwerp van de zinnen van (إن) en dan zusjes, dan Fatha

* Inna en haar zusjes لكنن - أن- إن- لأن-*

*Altijd 2 fatha en Alif behalve;*
1.als het woord eindigt met een ta marbuta, of;
2. Als het woord eindigt met een Alif maqsura, of;
3. Als het woord eindigt met een hamza, of;
4. Als het woord eindigt met een alif hamza.


Dan komt er geen alif

2e nv C. Als z.n.w. en b.n.w. na een voorzetsel of in de zinnen van VAN-constructie, dan kasra (..)

------------------------------

Het huis is mooi
البيت جميل

البيت
Stap 1: Hoeveel hulptekens?
1 hulpteken, want het woord heeft het lidwoord van een bepaaldheid wel.
Stap 2 welke hulptekens?
Damma, want het woord is het onderwerp.

جميل
Stap 1: Hoeveel hulptekens?
Twee hulptekens, want het woord het het lidwoord van bepaaldheid niet.
Stap 2 welke hulptekens?
Damma, want het woord is een naamwoordelijk gezegde. (IS koppelwerkwoord Mooi n.w.g.)

Ik zie een huis
أرى بيت

بيت
Stap 1: Hoeveel hulptekens?
Twee hulptekens, want het woord het het lidwoord van bepaaldheid niet.
Stap 2 welke hulptekens?
Fatha, want het woord is lijdend voorwerp. (wat zie ik? een huis)

Ik zie het huis
أر ى البيت

البيت
Stap 1: Hoeveel hulptekens?
1 hulpteken, want het woord heeft het lidwoord van bepaaldheid wel.
Stap 2 welke hulptekens?
Fatha, want het woord is lijdend voorwerp (Wat zie ik? het huis.)

Ik sta op een huis
أقف على بيت

بيت
Stap 1: Hoeveel hulptekens?
Twee hulptekens, want het woord heeft het lidwoord van een bepaaldheid niet.
Stap 2 welke hulptekens?
Kasra, want het woord komt na een voorzetsel.

Ik sta op het huis
أقف على البيت

Stap 1: Hoeveel hulptekens?
! hulpteken, want het woord heeft het lidwoord van bepaaldheid wel.
Stap 2: Welke hulptekens?
Kasra, want het woord komt na een voorzetsel.