Hoofdstuk 8 gaat over bepaaldheid en onbepaaldheid, de bezitsconstructie en voorzetsels.

BEPAALDHEID EN ONBEPAALDHEID
Een zelfstandig naamwoord wordt bepaald door
1het lidwoord van bepaaldheid
2. het bezittelijk voornaamwoord als persoonssuffix
3. een ‘van’ constructie

de regel is dat een woord door een van deze drie bepaald kan worden. Pas je de ene constructie toe, dan vervallen de andere constructies. Als je bijvoorbeeld de ‘van ’constructie gebruikt, dan vervalt het lidwoord (hart van de hond en niet het hart van de hond).

DE BEZITSCONSTRUCTIE
De bezitsconstructie wordt gevormd als twee naamwoorden een verbintenis aangaan. Hierbij verliest het eerst woord de n-uitgang maar het behoudt wel de naamsvalklinker (u,i,a). Het tweede woord volgt altijd in de tweede naamval.

LIDWOORD IN BEZITSCONSTRUCTIE

Als er meer bezitsconstructies aaneengekoppeld zijn dan krijgt alleen het laatste woord van die reeks het lidwoord van bepaaldheid. Het tweede lid en eventuele volgende leden van de constructie krijgen een i uitgang.

Het hart, de hond
القلبُ الكلبُ

Het hart van de hond
قلبُ الكلبِ

REEKSEN
xx

BEZITSCONSTRUCTIE MET LI
Als er teveel bezitsconstructies achter elkaar staan, kiest men eerder voor een

Constructie met voorzetsel Li.

BIJVOEGLIJKE NAAMWOORDEN IN BEZITSCONSTRUCTIE

Bijvoeglijke bezitsconstructies volgen na de zelfstandige naamwoorden.

ONBEPAALDHEID IN BEZITSCONSTRUCTIE
Onbepaaldheid treffen we in bezitsconstructies aan alleen bij het laatste woord van de samenstelling.

VOORZETSELS

Voorzetsels in het Arabisch kennen acht regels

1 Voorzetsels worden gevolgd door een kasra in de tweede naamval
2 Het Arabisch kent idiomatische verschillen ten opzichte van het Nederlands
3 Voorzetsels die eindigen op een ى gevolgd door her persoonssuffix tonen hun oorspronkelijke ya.
4 Als het voorzetsel op een i klank eindigt dan veranderen de persoonssuffixen hu, hum hunne en Huma. Deze worden dan hi, him, hinna en him (blz 121)
5 De voorzetsels Li en Bi worden met het volgende woord verbonden. De Alif van het lidwoord vervalt als die met Li verbonden wordt.
6 Alle voorzetsels worden met het persoonlijke voornaamwoord verbonden door middel van het persoonnsuffix.
7 Voorzetsels met een fatha verliezen de a zodra ze gevolgd worden door een een kasra-suffix van de eerste persoon enkelvoud.
8 Voorzetsel die eindigen op ى en gevolgd worden door het kasra suffix ondergaan een verdubbeling van de ya. (Blz 142)