سلام,

We hebben het vandaag gehad over het actief deelwoord. Het actief deelwoord maak je met een werkwoord en dat is dan de persoon die iets doet, bijv. spreken - de spreker.

Je maakt van een werkwoord (bestaande uit R3 R2 R1) een zelfstandig naamwoord door tussen R1 en R2 een alif tussen te voegen een kasra onder R2 te zetten. Dit geldt voor alle werkwoorden. De vrouwelijke vorm maak je door er een ta marbuta achter te zetten. Voorbeeld:
schrijven: كتب
schrijver: كاتِب
schrijfster: كاتِبة

Daarnaast hebben we het gehad over enkelvoud en meervoud. Er zijn in totaal 23 categorieën meervoudsvormen. Het is handig om de meervoudsvormen die we tot nog toe gehad hebben in de woordenlijsten te groeperen. Dus bijvoorbeeld دروس en حروب bij elkaar.

Het huiswerk voor 20 juni 2012 is:
- H6: de rest lezen
- Actief deelwoord: van de werkwoorden die we tot nog toe gehad hebben (zie les 6, een stuk of 29 werkwoorden) maak je een actief deelwoord. Je maakt drie kolommen: het werkwoord, het actieve deelwoord, de betekenis van het actieve deelwoord.
- Pag. 130, oef. 4: om een beetje extra te oefenen, maken we deze zinnen opnieuw, maar dan in andere combinaties. Je begint 1x met het werkwoord van zin 1 en je neemt daar het lijdend voorwerp (wat dus tussen haakjes staat) van zin 2 bij. Vervolgens neem je het werkwoord van zin 2 en daar plak je het lijdend voorwerp van zin 3 aan, enz.
Vervolgens doen we dat nog een keer, maar dan neem je het werkwoord van zin 1 met het lv van zin 3, het werkwoord van zin 2 met het lv van zin 4, enz.
- Pag. 65: dictee van de persoonlijke voornaamwoorden voor Heidi, maar ik stel voor dat we allemaal meedoen, kan nooit kwaad.

Vaste onderdelen zijn vanaf nu:
- Zeven Zinnige Zinnen
- Een zin voor het visitekaartje
- Dictee: deze keer van de woorden van les 4 (pag. 61)

Dat was 't weer.

Groetjes en tot over twee weken,

Petra