Hallo allemaal,

Hier is de samenvatting van afgelopen les en het huiswerk!

- theorie -
Meervoud

Externe/regular/normale meervoud

1. Tweevoud
Hoe maak je het tweevoud? Door bij enkelvoudige zelfstandige naamwoorden en/of bijvoeglijke naamwoorden de suffix: -ani ( انِ َ )* of -ayni ( يْنِ َ )** toe te voegen. Zie bladzijde 82 (5.5) (boek 1) voor extra informatie.

2. Meervoud mannelijk
Hoe maak het meervoud mannelijk van het enkelvoud mannelijk? Door bij enkelvoudige zelfstandige naamwoorden en/of bijvoeglijke naamwoorden de suffix: -una ( وُنَ )* of -ina ( يِنَ )** toe te voegen. Zie bladzijde 169 (10.1) (boek 1) voor extra informatie.

* -ani ( انِ َ ) en -una ( وُنَ ) worden gebruikt voor het onderwerp en/of het naamwoordelijk deel van het gezegde.
** -ayni ( يْنِ َ ) en -ina ( يِنَ ) worden gebruikt na voorzetsels en/of in alle andere gevallen.

3. Meervoud vrouwelijk (van mensen, niet zaken)
Hoe maak je het meervoud vrouwelijk van het enkelvoud vrouwelijk? Door bij enkelvoudige zelfstandige naamwoorden en/of bijvoeglijke naamwoorden de letters: ات toe te voegen. Deze letters vervangen de ta marbuta aan het einde van het zelf. nw. of bijv. nw.. Het meervoud van zaken, niet mensen wordt beschouwd als enkelvoud vrouwelijk. En collectieven worden beschouwd als enkelvoud mannelijk. Zie bladzijde 171 (10.3) (boek 1) voor extra informatie

Intern/gebroken meervoud

Voor deze gebroken meervouds vormen bestaan geen suffixen zoals bij het externe meervoud. Het zijn modellen en je volgt ze. Kan niet uitleggen wanneer je wat gebruikt. Een paar voorbeelden zijn:

Jongen ( وَلَد )
Enkelvoud : وَلَد
Meervoud: أَوْلاَد

Tuin ( بُسْتَان )
Enkelvoud: بُسْتَان
Meervoud: بَسَاتِين

Zie bladzijde 18 (1.2) (boek 2) voor extra informatie over de modellen van interne meervouden.

Herhaling:
Actief deelwoord en passief deelwoord (hoofdstuk 10)
Stappenplan:

Stap 1. Werkwoord
Bij het actief deelwoord begin je met het werkwoord, dus de R1, R2 en R3.

Stap 2. Wie
Daarna stel je de vraag: 'Wie doet het (werkwoord)?'. Om deze stap te maken, komt er altijd een 'alif' ( ا ) bij de R1 en een 'kasra' bij de R2.

Stap 3. Waar
De volgende vraag is: 'Waar maakt of doet die persoon het werkwoord?'. Om deze stap te maken, komt er een 'mim' ( م ) voor de R1, met een 'fatha' op de 'mim' ( م ). En een 'sukun' op de R1.

Stap 4. Resultaat
Het laatste is het passief deelwoord. Dit is altijd het lijdend voorwerp, want het is het resultaat van wat 'de persoon die het werkwoord doet'. Om deze stap te krijgen, komt er een 'mim' ( م ) voor de R1, met een 'fatha' op de 'mim' ( م ). En een 'sukun' op de R1. Op de R2 komt een 'damma', met een 'waw' ( و ) achter de R2.

Dan krijg je het volgende voorbeeld:
Schrijven/Katiba
Stap 1: كتب
Stap 2: كاتِب of كاتِبة
Stap 3: مَكْتب
Stap 4: مَكْتُوب

- Huiswerk -

- Oefening 1 van H10 (boek 1)
- Oefening 2 van H10 (boek 1)
- Oefening 4 van H10 (boek 1)

- Maak 15 A4'tjes met alle losse modellen uit hoofdstuk 1 van boek 2. Maak 6 kolommen om alle voorbeelden uit het boek in te schrijven - start bijvoorbeeld met een kolom e.v., dan een kolom met de definitie en dan een kolom met het m.v.. En herhaal dit een keer, zodat je 6 kolommen krijgt. En zoek ook alle meervouden op uit boek 1 en schrijf deze ook op de A4'tjes in het correcte model.

Succes met het huiswerk!