We hebben deze les H8B145O5 afgerond en H9B160O2 gedaan. Een aantal grammatica regels kwamen hierbij naar voren, die wat weggezakt waren. Deze kunnen we thuis herhalen voor onszelf:
De nisbavorm blz. 124
De sterrenregel op het whiteboard: Zomercursus de Ooienvaars L7
De kasra na een voorzetsel (het geheim van Khaled)
Woordvolgorde in de zin blz. 101

In het boek staan bij naamwoorden op de laatste radicaal één of twee damma's ُ ٌ (zie bijvoorbeeld blz. 79 bijvoeglijk naamwoorden). Als er geen reden is voor een uitzondering (2e of 3e naamval), dan is het altijd de 1e naamval en krijgt het woord de damma ُ of dammataan ٌ.

Sub-zinnen beginnen meestal met het onderwerp, niet met het werkwoord, want de sub-zin begint met de kern en dat is het onderwerp.

Het is gebruikelijk om in het Arabisch voor de vrouw (van) het woord echtgenote زوجة te gebruiken en niet إمراة

Huiswerk:
De 7 zinnen met als onderwerp jezelf. Op tijd de zinnen sturen, uiterlijk 3 dagen van te voren in het Nederlands. In de les de Arabische zinnen laten controleren door de docent.

Grijze blokken blz. 61, 66 en 67 uit het hoofd leren. Hier krijgen we een dictee over.

Voortaan gaan we om de week in de les vlot lezen. Dit is om ons leestempo te verhogen, zodat we de oefeningen sneller kunnen maken met elkaar. Ons tempo ligt nu te laag om alle oefeningen af te ronden in de les. We beginnen bij alle woorden van hoofdstuk 4 van het boek. De nadruk ligt op vlot lezen, dus thuis oefenen.