* In het Arabisch bestaan drie soorten woorden
1) Naamwoorden:
- deze kunnen mannelijk of vrouwelijk zijn
- deze kunnen enkelvoud, tweevoud of meervoud zijn

2) Werkwoorden
- deze kunnen in de verleden tijd staan (zie pagina 97)
- deze kunnen in de tegenwoordige tijd staan (zie pagina 150)
- deze kunnen in de toekomende tijd staan (zie pagina 154)

3) Letters
- Bijvoorbeeld: op, dus, dan, in etc... --> deze hebben een vaste vorm

* Naamwoorden hebben hulptekens op de laatste letter. Om te bepalen hoeveel en welke dit zijn, volg je het volgende stappenplan (het geheim van Khaled)

1) Hoeveel hulptekens?
Twee hulptekens wanneer:
- Het woord onbekend is;
- Het woord onbepaald is;
- Het woord GEEN lidwoord van bepaaldheid (al) heeft

In alle andere gevallen: één hulpteken

2) Welk hulpteken?
- Wanneer het naamwoord onderwerp of naamwoordelijk deel van het gezegde is --> damma (nominatief)
- Wanneer het naamwoord lijdend voorwerp; naamwoordelijk deel van het gezegde van de zinnen van kaana en haar zusje; het onderwerp van de zinnen van inna en haar zusje; of een bijwoordelijke bepaling is --> fatha (accusatief, let op --> + Alif)
- Wanneer het naamwoord na een voorzetsel of in de zinnen met een Van-constructie staat --> kasra (genitief)