Het huiswerk voor volgende week (6 december) is:
* Wanneer is men begonnen met applaudisseren na voorstellingen en waarom?
* Omcirkel op de stencils die we hebben gekregen tijdens de les (B, L, K, R, D, T) alle vormen van de betreffende letter die je tegen komt. Omcirkelen in/met groen of blauw, niet met rood.
* H4, p. 64, par. 4.5 2e alinea lezen.
* herhalen de woorden op pagina 61.

مَنْ؟ wie?
أَيْنَ؟ waar?
مَاذا؟ wat?
هَلْ vraagpartikel

هُنَا hier
هُنَكَ daar

أَنَا ik
أَنْتَ jij (m)
أَنْتِ jij (v)
هُوَ hij
هِيَ zij
نَخْنُ wij

ﺇِلَى naar
عَلَى op
فِي in, op
عِنْدَ bij
مَعَ met

Wat hebben we gedaan tijdens de les?
* We hebben het vormen van woorden door onafhankelijke letters te verbinden, nagekeken, mét daarbij de Nederlandse betekenis van die woorden
* We hebben de tekst op pagina 60 gelezen en dhr, Khaled heeft deze vertaald.

P. 64 hfst 4.5
Het werkwoord “zijn” wordt niet gebruikt bij een tegenwoordige tijd in een Arabische zin. Het werkwoord “zijn” wordt wel gebruikt bij verleden tijd.
Voorbeeld uit het boek: Jij bent ziek - أَنْتَ مَرِ يض (anta marid)- letterlijke vertaling hiervan: jij ziek.

Succes, Annemarie