Lessen:
14 mei zoals schema

Theorie van deze week ging over blz 102: hulptekens

Er is eerst een onderscheiding gemaakt tussen de verschillende woordvormen.

1. Werkwoorden. Deze gaan volgens schema. Voor VT zie blz. 97, voor TT zie blz 150, voor toekomstige tijd zie blz. 154 (de TT en VT hebben we nog niet gehad).

2. Namenwoorden. Bijvoorbeeld ZNW of BVN. Hierbij is geen schema; er is verandering voor het hulpteken op de laatste letter van het woord, afhankelijk wat voor een woord het is.

3. Letters. Deze hebben niks te maken met ww of namenwoorden. Het zijn tools, ze veranderen niet met de tijd of met mannelijke of vrouwelijke vorm. Voorbeelden zijn: dus en dan. Het hulpteken op de laatste letter van het woord zal niet veranderen bij een andere tijd.
Aangezien de werkwoorden en ‘tools’ standaard zijn, gaat blz. 102 in op de namenwoorden.

Hiervoor zijn 2 vragen die je moet stellen om het hulpteken op de laatste letter van het woord te vinden:
1. Hoeveel hulptekens?
2. Welk hulpteken?

Je stelt jezelf de volgende vragen:
1. Hoeveel hulptekens?
Als de ZNW of BVN is onbekend en/of onbepaald en/of heeft het lidwoord van bepaaldheid الـ niet, dan is het twee hulptekens voor de laatste letters.

2. Welk hulpteken?
a. Als de ZNW of BVN is onderwerp of naamwoordelijk deel van het gezegde dan is het damma.

b. Als ZNW of BVN lijdend voorwerp is of het naamwoordelijk deel van het gezegde van Kana (كــَـان ) of het onderwerp van Anna ( أنَّ ) en haar zusje, dan is het hulpteken op de laatste letter fatha:

c. Als de ZNW of BVN na een voorzetsel of in de zinnen van “Van” dan is het Kasra

> zie voor de zeer uitgebreide handleiding ‘informatie -> beginners -> Handleiding-Hulptekens: het geheim van “Khaled”: http://leren.arabisch.nu/stude.....beginners/

HW: 7 zinnige zinnen + opdracht 8 op blz 110. Let op bovenstaande theorie.